Didactisch sterke les
Een sterke les hoeft niet ingewikkeld te zijn: zo maak je ‘m didactisch krachtig
Een goede les is niet perse gelikt of perfect. Je hoeft geen flashy PowerPoint, interactieve tools of complexe activerende werkvormen uit de kast te trekken. Je hoeft ook geen uren kwijt te zijn aan de voorbereiding. Wat een les sterk maakt, zit ‘m vaak in de eenvoud, in heldere keuzes, structuur, afwisseling en betrokkenheid.
Je hoeft het wiel niet opnieuw uit te vinden. Een sterke les begint bij bewust denken over: wat wil ik dat leerlingen leren, hoe weet ik of ze het snappen, en hoe neem ik ze daarin mee? Om dit goed te doen, volgen hier 10 simpele tips om je les didactisch sterk te maken:
1. Start met een activerende instapvraag Voorbeeld: "Wat weet je al over het onderwerp ‘klimaatverandering’?" Laat leerlingen eerst denken of overleggen in duo’s. Zo activeer je voorkennis en voorkom je dat jij alleen aan het woord bent. Op deze manier heb je meteen de aandacht en weten de leerlingen waar de les over zal gaan.
2. Formuleer één helder leerdoel Bijvoorbeeld: “Aan het einde van deze les kun je uitleggen wat het verschil is tussen een mening en een feit.” Zeg het hardop. Schrijf het op. Zo weten jij én je leerlingen waar de les om draait. Op deze manier kan je aan het eind van de les checken of het doel ook daadwerkelijk is behaald.
3. Werk met korte instructieblokken (max 10–15 minuten) Houd het compact. Niemand kan veel langer geconcentreerd luisteren, dus alles wat je daarna nog vertelt, zal niet blijven hangen. Gebruik voorbeelden, check regelmatig of het aankomt. Less is more.
4. Laat leerlingen iets doen na je uitleg Bijvoorbeeld: geef een minivraag of laat ze in tweetallen één toepassing bedenken. Pas daarna door naar de opgaven of opdracht. Op deze manier kan je snel checken of ze je uitleg hebben begrepen en wie er eventueel nog extra hulp nodig heeft.
5. Gebruik de drie W’s: Wat gaan we doen? Waarom doen we dit? Wanneer ben je klaar of goed bezig? Hiermee zorg je dat de verwachtingen duidelijk zijn. Dat geeft rust én richting.
6. Check begrip voordat je verdergaat Bijvoorbeeld:
Laat leerlingen stemmen met vingers (1 t/m 5: hoe zeker voel je je?).
Geef een minivraag: “Leg in één zin uit wat een synoniem is.”
7. Werk met denkpauzes en stilte Bijvoorbeeld: “Denk 20 seconden na en schrijf één kernwoord op.” Niet meteen vragen stellen. Gun ze verwerkingstijd. De ene leerling denkt en werkt sneller dan de ander en zo krijgt iedereen de tijd om zelf na te denken.
8. Rond af met een ‘exit ticket’ Bijvoorbeeld: “Wat vond je het lastigst vandaag?” of “Wat neem je mee?” Dat geeft jou info én hen reflectie. Check daarnaast ook of het doel is bereikt. Zo weet je of de stof goed is overgekomen én waar je de les hierna mee kan beginnen.
9. Werk bewust met tijdsblokken Bijvoorbeeld: 10 min uitleg – 15 min oefenen – 5 min reflectie. Structuur geeft rust, vooral aan onzekere of overprikkelde leerlingen. Geef dit aan bij de leerlingen, zodat zij weten wat er van ze verwacht wordt en hoe lang.
10. Sluit positief af Niet: “Tijd is om, stop maar.” Maar: “Mooi werk! Vergeet niet wat je vandaag wél hebt geleerd. Morgen bouwen we verder.”
Waarom het werkt:
Een didactisch sterke les hoeft niet spectaculair te zijn, maar wel doordacht. Leerlingen voelen het als jij met aandacht lesgeeft. Als je structuur biedt, weet wat je wilt bereiken en inspeelt op hun denken.
En dat kun jij. Met kleine aanpassingen, simpele keuzes en een beetje lef.